Rare jongens, die houtduiven.

Foto: Pixebay 

Terwijl andere vogels zich voorbereiden op de najaarstrek of zelfs al zijn vertrokken, begint het houtduivenstel in mijn achtertuin doodleuk aan nóg een broedsel. En waar andere vogels zoiets onopvallend doen om geen slapende kraaien of andere rovers wakker te maken, gaat dat bij hen met veel kabaal gepaard. Ze landen niet soepeltjes in de boom zoals de meeste vogels, maar ploffen er op z’n houtduifs in om vervolgens met veel gefladder een evenwicht te zoeken. En de hele wereld mag weten waar hun nest is, want daar koeren ze er  lustig op los. Een nest dat niet meer is dan een losse verzameling takjes en twijgjes. Afgelopen voorjaar donderde de helft van zo’n nest met eieren en al naar beneden, maar dat leek ze weinig te kunnen schelen, ze sleepten wat verse takjes aan en begonnen  opnieuw.

 

Houtduiven zijn best mooie vogels, met al die tinten paars, roze en  blauwgrijs. En hun witte kraagje geeft ze een onverwacht cachet. Maar ze ogen ook wat dommig met dat kleine koppie op dat bolle lijf. En dan die lompe landingen! Gek genoeg zijn het juist heel  behendige  vliegers, niet alleen verbluffend krachtig en snel,  maar ook in staat tot allerlei onverwachte wendingen waar roofvogels vaak geen antwoord op hebben. En weinig vogels doen  na wat het mannetje tijdens de baltsvlucht doet: met de vleugels in de lucht tegen elkaar klappen.

 

Dat ze paartjes voor het leven vormen, zal niet door iedereen als teken van intelligentie worden beschouwd, maar hun aanpassingsvermogen getuigt daar wel van. Houtduiven zijn uitermate slim in overleven in een voortdurend veranderende omgeving, ze weten voedsel te vinden waar andere vogels het allang hebben opgegeven, broeden succesvol op de gekste plaatsen, soms letterlijk tussen de mensen, alsof ze weten dat roofvogels en andere predatoren daar niet durven te  komen. En waar de meeste vogels zeggen: “jongens, het is eind juni, genoeg gebroed voor dit jaar!”, kijken houtduiven tot in oktober of nog later elkaar aan met een blik van “zullen we maar weer?”

 

Zoals dat paartje in mijn achtertuin. Terwijl ik dit schrijf landt een van hen juist op een straatlantaarn en weet met heel heftig gefladder op het nippertje te voorkomen er aan de andere kant weer af te glijden. Rare vogels, die houtduiven. Misschien niet zo dom als ze er uitzien, maar aan dat landen mogen ze van mij nog wel een beetje werken.